Het doel van de uitkeringstoets is een betere bescherming van crediteuren. Wanneer een vennootschap dividend uit wil keren, moet het bestuur toetsen of door het uitkeren van dividend de betaling van opeisbare schulden aan de overige crediteuren niet in gevaar komt. De continuïteit van de onderneming mag dus niet in gevaar komen door de uitkering van dividend.
BALANSTEST EN UITKERINGSTOETS
Voordat wordt toegekomen aan de uitkeringstoets, moet eerst worden gekeken naar de balanstest. De aandeelhouders kunnen besluiten een dividend uit te keren wanneer het eigen vermogen van de vennootschap groter is dan de wettelijke en statutaire reserves.
De uitkeringstoets houdt in dat het bestuur goedkeuring voor de dividenduitkering moet onthouden indien zij weet, dan wel redelijkerwijs had behoren te weten, dat de vennootschap na uitkering van het dividend niet kan doorgaan met het betalen van de opeisbare schulden.
Het besluit om dividend uit te keren, blijft een besluit van de aandeelhouders. Wanneer de vennootschap na de dividenduitkering kan doorgaan met het betalen van de opeisbare schulden, moet het bestuur dan ook goedkeuring verlenen.
CONSEQUENTIES BESTUUR
Wanneer het bestuur onterecht goedkeuring verleend voor een dividenduitkering, kunnen de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor eventuele tekorten die zijn ontstaan door de uitkering van dividend. De bestuurders kunnen enkel aansprakelijk worden gesteld door de vennootschap en niet door externe crediteuren. Dit houdt in dat aansprakelijkheid met name speelt bij faillissement of verkoop van de vennootschap.
CONSEQUENTIES AANDEELHOUDERS
Wanneer de aandeelhouder wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat de vennootschap niet aan haar opeisbare verplichtingen kon blijven voldoen, is de aandeelhouder verplicht om het dividend inclusief rente terug te betalen.
FISCALE RISICO’S
In de praktijk speelt naast het terugbetalingsrisico zoals hiervoor beschreven een fiscaal risico indien de vennootschap een pensioen- of soortgelijke verplichting (bijv. een lijfrenteverplichting) op de balans heeft staan. Mocht er namelijk onvoldoende dekking voor deze verplichtingen aanwezig zijn in de vennootschap (op korte en lange termijn), kan de belastingdienst stellen dat sprake is van afkoop van de voorziening. Dit houdt in dat de volledige waarde van de voorziening wordt belast met inkomstenbelasting en aanvullend revisierente is verschuldigd.